Leuvense bijbel (1548)

In de eerste helft van de zestiende eeuw baarde de komst van nieuwe bijbelvertalingen, waarbij de invloed van Luthers werk onmiskenbaar was, de moederkerk grote zorgen. Het tegengaan van het drukken van dergelijke bijbels bleek echter onbegonnen werk. Men besefte dat men de hervorming geen betere dienst kon bewijzen dan door het volk de bijbel te onthouden. Men zag in dat het beste middel was zelf een goede bijbelvertaling te maken.

In 1548 verscheen in Leuven – vandaar de naam Leuvense bijbel – een door Nicolaas van Winghe gemaakte en door de kerkelijke autoriteiten goedgekeurde vertaling. Van Winghe had daarvoor gebruik gemaakt van de Vulgaattekst. Daarin volgde hij het besluit van het Trents concilie over bijbelvertalen, waar bepaald was dat de Vulgaattekst de enige erkende tekst was. Nadat in 1592 de tekst van de Vulgaat definitief was vastgesteld, werd Van Winghes vertaling daaraan aangepast en in 1599 verscheen de Moerentorfbijbel, genoemd naar de Antwerpse drukker Jan Moerentorf. Deze laatste bijbel is tot het begin van de twintigste eeuw gebruikt als standaardvertaling voor rooms-katholieke bijbellezers.

Literatuur

  • Anne Jaap van den Berg en Boukje Thijs, Uitgelezen. Bijbels en prentbijbels uit de vroegmoderne tijd, Heerenveen 2010 (pp. 35-46).
  • Anne Jaap van den Berg en Boukje Thijs, ‘Leuvense bijbel’ in: Met Andere Woorden 26/1 (maart 2007), 25-33.